e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bierpap bierpap: Syst. Frings  bīrpap (Neerpelt) Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)] III-2-3
biersoep biersoep: Syst. Frings  bīrsup (Neerpelt) Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)] III-2-3
bieslook bieslook: biesloeək (Neerpelt) [ZND 34 (1940)] I-7
biestmelk biest: bist (Neerpelt), zoete melk: zȳtǝ mɛlk (Neerpelt) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
bietenloof, bladerkroon koppen: kø̄p (Neerpelt) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5
bietenplantjes plantjes: plęntjǝs (Neerpelt) Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.] I-5
bietenplantjes uitdunnen uitdunnen: uǝt˱dønǝ (Neerpelt) Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2] I-5
bietensnijbak scherfbank: sxɛrǝfbaŋk (Neerpelt), tobbe: top (Neerpelt) Voordat er bietenmolens op de boerderij kwamen werden de bieten kleingesneden met een lang mes boven een bak. In dit lemma staan de benamingen voor die bak bijeen. Vergelijk ook het lemma Strosnijbak, in afl. I.4. In L 159a wordt dat mes het mangelmes genoemd; in Q 18: een es. Hutsel, in hutselkist: hutsel is in het plaatselijke dialect een stuk biet. Bij tobbe wordt aangetekend dat de bak lijkt op een waston. [N 5A, 34d] I-5
bietenveld plek rapen: plęk rǭpǝ (Neerpelt), raapland: rǫplant (Neerpelt), rapenveld: rǭpǝvęlt (Neerpelt) Met bieten of rapen bezaaid stuk land. [L 41, 2; monogr.] I-5
biggen werpen baggen: bágǝ (Neerpelt) Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.] I-12