23676 |
retraitant |
retraitant:
retraitaant (L312p Neerpelt)
|
Iemand die aan een retraite deelneemt, retraitant. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retraite (L312p Neerpelt)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
retraitehoewes (L312p Neerpelt)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18085 |
reumatiek |
flerecijn:
fleuresien (L312p Neerpelt),
jicht:
jegt (L312p Neerpelt),
reumatis:
rheumatisch (L312p Neerpelt),
reumatisme:
rømətismə (L312p Neerpelt)
|
reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
25438 |
reuzel |
veer:
vɛr (L312p Neerpelt),
vɛ̄jǝrǝn (L312p Neerpelt)
|
Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.]
II-1
|
20633 |
reuzel, bladvet |
reut:
Syst. Frings
rø̄t (L312p Neerpelt)
|
Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18265 |
revers |
revers:
revers (L312p Neerpelt),
revers (fr.):
revers (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt)
|
De omslag van de kraag op de borst. [N 59, 124; N 62, 31d; MW] || Hoe noemt U: de revers? [N 62 (1973)]
II-7, III-1-3
|
17655 |
rib |
rib:
rep (L312p Neerpelt)
|
rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25444 |
ribben in stukken delen |
in tweeën zagen:
en twi-jǝnǝ zāgǝn (L312p Neerpelt)
|
[N 28, 104; N 28, 106a; monogr.]
II-1
|
28793 |
ribfluweel, manchester, koordmanchester |
manchester:
manchester (L312p Neerpelt)
|
Zwaar geribd of glad katoenfluweel voor werkkleding. [N 62, 94; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|