e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rondtrekken van de processie trekken: de perseessie trekt (Neerpelt) Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)] III-3-3
rongblokken rongblokken: roŋbløk (Neerpelt  [(enkelv roŋblǫk)]  ) Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.] I-13
rongen kramstekker: kramstɛkǝr (Neerpelt), rongblok: røŋblǫk (Neerpelt), rongstekken: rǫŋstɛkǝr (Neerpelt) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
roodbont paard (een) bonte: bǫntǝ (Neerpelt), koepaard: kupē̜rt (Neerpelt) Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g] I-9
roodbonte koe van het donkerrode type donkerrode koe: dǫnkǝrrui̯ [koe] (Neerpelt), roodbont (bijvgl. nmw.): rūǝtbǫnt (Neerpelt) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a] I-11
roodbonte koe van het oranjerode type lichte rode koe: lextǝ rui̯ [koe] (Neerpelt) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b] I-11
roodborstje roodborstje: roedbeurstje (Neerpelt) roodborst III-4-1
roodborsttapuit roodborsttapuit: roodborsttapuit (Neerpelt) roodborsttapuit III-4-1
roodbruine aarde rode aarde: rūj ɛ̄rǝt (Neerpelt) De roodbruine aarde waarmee men de stijlen, balken en kozijnen van vakwerkhuizen kleurt. [N 27, 46] I-8
roof(je) (korst op een wonde) korst(je): korst (Neerpelt, ... ), kòrst (Neerpelt), kørstjə (Neerpelt), roof(je): roëf (Neerpelt, ... ), ruəf (Neerpelt), rôêf (Neerpelt), røfkə (Neerpelt) een roofje (korst) [ZND 45 (1946)] || hoe heet de korst die op een wonde komt ? [ZND 41 (1943)] || roof (korst op een wonde) [ZND B1 (1940sq)] III-1-2