23851 |
rondtrekken van de processie |
trekken:
de perseessie trekt (L312p Neerpelt)
|
Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34597 |
rongblokken |
rongblokken:
roŋbløk (L312p Neerpelt
[(enkelv roŋblǫk)]
)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
kramstekker:
kramstɛkǝr (L312p Neerpelt),
rongblok:
røŋblǫk (L312p Neerpelt),
rongstekken:
rǫŋstɛkǝr (L312p Neerpelt)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
33810 |
roodbont paard |
(een) bonte:
bǫntǝ (L312p Neerpelt),
koepaard:
kupē̜rt (L312p Neerpelt)
|
Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g]
I-9
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
donkerrode koe:
dǫnkǝrrui̯ [koe] (L312p Neerpelt),
roodbont (bijvgl. nmw.):
rūǝtbǫnt (L312p Neerpelt)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
lichte rode koe:
lextǝ rui̯ [koe] (L312p Neerpelt)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|
24237 |
roodborstje |
roodborstje:
roedbeurstje (L312p Neerpelt)
|
roodborst
III-4-1
|
24238 |
roodborsttapuit |
roodborsttapuit:
roodborsttapuit (L312p Neerpelt)
|
roodborsttapuit
III-4-1
|
33686 |
roodbruine aarde |
rode aarde:
rūj ɛ̄rǝt (L312p Neerpelt)
|
De roodbruine aarde waarmee men de stijlen, balken en kozijnen van vakwerkhuizen kleurt. [N 27, 46]
I-8
|
18048 |
roof(je) (korst op een wonde) |
korst(je):
korst (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
kòrst (L312p Neerpelt),
kørstjə (L312p Neerpelt),
roof(je):
roëf (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
ruəf (L312p Neerpelt),
rôêf (L312p Neerpelt),
røfkə (L312p Neerpelt)
|
een roofje (korst) [ZND 45 (1946)] || hoe heet de korst die op een wonde komt ? [ZND 41 (1943)] || roof (korst op een wonde) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|