e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
royaal royaal (<fr.): mild  rayaôl (Neerpelt), mild: die winkelier is hi-el reael  rəiaəl (Neerpelt), mild: hij geeft royaal  rwəjal (Neerpelt), tusschen a en o  rojaal (Neerpelt), vrijgevig  rəoͅl (Neerpelt) Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)] III-3-1
rozenbottel papenkeutel: papekeutel (Neerpelt) rozebottel [ZND 02 (1923)] III-4-3
rozenhoedje een keer rond: iejene kiejr roond (Neerpelt) Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkrans paternoster: patternoaster (Neerpelt) De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransgebed drie keer rond: drie kiejr roond (Neerpelt) Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransmaand paternostermaand: patternoastermoond (Neerpelt) De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)] III-3-3
rozijnenbrood rozijnenbrood: rozīnəbrūwət (Neerpelt) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] III-2-3
ruche ruche: ruche (Neerpelt), ruchetje: ryšǝkǝ (Neerpelt) Geplooid (kanten) oplegsel aan dameskleren of een geplooide gerimpelde of klokkend geknipte reep stof. Er zijn twee soorten ruches, rechte en ronde, die verschillend worden geknipt. Zie afb. 47. [N 62, 42a; MW; monogr.] II-7
rug rug: pein in de rug (Neerpelt), rug (Neerpelt, ... ), rø̜x (Neerpelt) de rug [ZND 29 (1938)] || ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: røx (Neerpelt) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3