e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rundvee beesten: bestǝ (Neerpelt), veestapel: vīǝstā.pǝl (Neerpelt) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep rundssoep: Syst. Frings  rønssup (Neerpelt) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups koolrups: ky(3)̄lrø.psə (Neerpelt), rups: rops (Neerpelt), rø.ps (Neerpelt) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [Willems (1885)] III-4-2
rustaltaar rustaltaar: rustaltoars (Neerpelt) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
ruw, hard ruw: dazine rouwe vent (Neerpelt), deͅs nə rowən dyvəl (Neerpelt), deͅz nə rywə vlēgəl (Neerpelt), plat  ən row biəst (Neerpelt), scherp: dazine scherpe vent (Neerpelt), woest: des enə wustə kerəl (Neerpelt) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1
sabbelen sabberen: zabərə (Neerpelt) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacramentsdag sacramentsdag: sacremèèntsdaag (Neerpelt) Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)] III-3-3
sacramentsprocessie grote processie (<lat.): groewte persèèssie (Neerpelt), heilige sacramentsprocessie (<lat.): H. Sacramentsprocessie (Neerpelt), sacramentsprocessie (<lat.): sacrementspercessie (Neerpelt), sakrəmeͅnspərseͅsi (Neerpelt), sakrəmɛntsprəəèsi (Neerpelt), socrmentsprocessie (Neerpelt), səcrəmèntsprosèsi (Neerpelt) De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)] || Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)] III-3-3
sacristie sacristie: sakrestij (Neerpelt) Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3
salueren de groet doen: de groet doen (Neerpelt), salueren (<fr.): de soldoëten moeten salueeren (Neerpelt) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)] III-3-1