21289 |
soldaten |
soldaten:
de soldoëten moeten salueeren (L312p Neerpelt),
səldô.tən (L312p Neerpelt)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
23488 |
soldatenkerkhof |
soldatenkerkhof:
seldotekerkhof (L312p Neerpelt)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18428 |
soorten mouwen |
korte mouw:
korte mouw (L312p Neerpelt),
lange mouw:
lange mouw (L312p Neerpelt)
|
Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)]
III-1-3
|
28833 |
soorten patronen of dessins |
bloem:
bloem (L312p Neerpelt),
blok:
blok (L312p Neerpelt),
bolletje:
bolletje (L312p Neerpelt),
effen:
ęfǝ (L312p Neerpelt),
ruit:
ruit (L312p Neerpelt),
streepje:
streepje (L312p Neerpelt)
|
Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW]
II-7
|
18435 |
soorten rokken |
broekrok:
broekrok (L312p Neerpelt),
effen rok:
èffe rok (L312p Neerpelt),
godetrok (<fr.):
[Kleine schets van informant]
gòdet rok (L312p Neerpelt),
rechte rok:
Recht model.
rechte rok (L312p Neerpelt)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
32576 |
soorten van dierlijke mest |
hennemest:
henǝ[mest] (L312p Neerpelt),
paardemest:
pē̜rdǝ[mest] (L312p Neerpelt)
|
De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd geïnformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f]
I-1
|
34118 |
soortige koe |
goed model:
gui̯ mǝdɛl (L312p Neerpelt),
goede koe:
gui̯ kui̯ (L312p Neerpelt)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
33224 |
sorteermachine |
trieurder:
drǝi̯ø̄rdǝr (L312p Neerpelt)
|
Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32]
I-5
|
33222 |
sorteren met de hand |
sorteren:
sǫrtērǝ (L312p Neerpelt),
uitrapen:
ūtrāpǝ (L312p Neerpelt
[(vroeger)]
),
uitzoeken:
uǝtzȳkǝ (L312p Neerpelt)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
33223 |
sorteren met de machine |
triëren:
drǝi̯ø̄rǝ (L312p Neerpelt)
|
Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33]
I-5
|