e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
springen springen: springen (Neerpelt, ... ) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
springstier dekstier: dɛkstīr (Neerpelt) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sprinkhaan sprinkhaan: sprinkhaan (Neerpelt) sprinkhaan [Willems (1885)] III-4-2
sproeten sproetelen: sprudələ (Neerpelt) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprookje kindervertelseltje: kendərvərtelsəlkə (Neerpelt), vertelseltje: vertelselke (Neerpelt), vərteͅlsəlkə (Neerpelt) hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)] III-3-1
staal, monster staal: stǭwl (Neerpelt) Een lapje stof om daarnaar de hoedanigheid, kleur, enz. van het gehele stuk te beoordelen. [N 62, 71c; MW] II-7
staan staan: stoën (Neerpelt) staan [ZND 46 (1946)] III-1-2
staart staart: staart (Neerpelt), start (Neerpelt, ... ), stert (Neerpelt), stárt (Neerpelt), staartje: stertje (Neerpelt) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-11, I-12, I-9, III-4-2
staartkoord touw: tǫu̯w (Neerpelt) Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g] I-11
staartkwast kwast: kwēst (Neerpelt), kwispel: kwespǝl (Neerpelt) Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114] I-11