20677 |
stamppot |
potage:
Syst. Frings
pətazi (L312p Neerpelt),
Syst. Frings p\\tazi = stamppot
pətazi (L312p Neerpelt),
stomp:
Syst. Frings
stoͅmp (L312p Neerpelt)
|
Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || Wat verstaat u onder: potaage, petazzie (soep, gekookte groente of stamppot?) a.u.b. ook de uitspraak aangeven [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stantbe.lt (L312p Neerpelt)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
33847 |
stapvoets gaan |
stappen:
stapǝn (L312p Neerpelt),
stapvoets gaan:
stap˲vuts ˲gǭǝn (L312p Neerpelt)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
ich hem mijne paraplu in de statie laten stoën (L312p Neerpelt)
|
Ik heb mijn paraplu in het station laten staan [ZND 46 (1946)]
III-3-1
|
21260 |
steeg, steegje |
gang, gangetje:
ə geͅŋskə (L312p Neerpelt)
|
een wegeltje tussen twee huizen of hagen [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
steek:
steek (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
tuit:
teut (L312p Neerpelt)
|
een steek (van een mes) [ZND 31 (1939)] || steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-2, III-1-3
|
23306 |
steek met drie hoeken |
drietent:
drietent(je) (L312p Neerpelt),
drietenter:
drietenter (L312p Neerpelt)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-3-3
|
27329 |
steel |
steel:
stīǝl (L312p Neerpelt)
|
Het doorgaans houten deel van de zweep dat de voerman in de hand houdt en waaraan het zweepsnoer (cf. lemma Snoer) bevestigd is. [N 13, 95a; monogr.]
I-10
|
32871 |
steel van de zeis |
([zeis])snaad:
snǭǝt (L312p Neerpelt)
|
De benamingen voor de steel van de zeis. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 4. In de Nijmeegse vragenlijst 18 is gevraagd naar het voorkomen van de zeis met een steel als van model B. Van de 133 invullers kenden er 110 het model niet. Op een enkele uitzondering na (die wijst op het te maaien object: taludzeis, serdelzeissem) heeft het model geen aparte naam; soms wordt uitdrukkelijk opgegeven dat het bovenste handvat ontbreekt of vroeger ontbrak (in P 197, Q 94, 99, 171, 172, 174, 175, 178, 179, 179a en 188). Het voorkomen van model B is ook nog af te leiden uit de opgaven over de benamingen van de handvatten, nl. daar waar het bovenste handvat "kort" of het onderste "lang" wordt genoemd (in L 324 en 382). De twee invullers van L 318b beschreven kennelijk zowel model A als model B: de één noemde het bovenste handvat het lange en het onderste het korte; de ander deed dit precies omgekeerd. Tenslotte is het voorkomen van model B af te leiden uit de antwoorden op de Nijmeegse vragenlijst C, waar is gevraagd naar het handvat van de zeis, "indien er maar één is" (zie het lemma ''enkelvoudig handvat''); op deze vraag is bevestigend geantwoord in 16 plaatsen. Op grond van al deze gegevens is in kaart 11 aangegeven waar model B voorkomt. Zie verder onder de lemma''s over de handvatten van de steel van de zeis en afbeelding 4. Met ''werf'' en ''gewerf'', die in dit lemma voorkomen, wordt doorgaans de steel van de zicht aangeduid. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel ''zeis'' zie het lemma ''zeis''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 18, 67a; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 6; L 45, 6; add. uit N 14, 131; N 18, 68 en 69; A 4, 28; A 14, 2; A 23, 16; L 20, 28; monogr.]
I-3
|
33683 |
steenachtige grond |
kiezelgrond:
kīzǝlgrǭnt (L312p Neerpelt),
steengrond:
stiǝngrōnt (L312p Neerpelt)
|
Grond die vol stenen of kiezel zit. [N 27, 32; N 11, 2d; N 27, 31; A 10, 4]
I-8
|