e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuiertuig tuier: tȳr (Neerpelt), tø̜u̯ǝr (Neerpelt) Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h] I-11
tuinen bijlappen: bɛjlapǝ (Neerpelt), bijplekken: bɛjple.kǝ (Neerpelt), plaasteren: plǭstǝrǝ (Neerpelt) Vlecht- en pleisterwerk herstellen of vernieuwen. Het lemma bevat algemene benamingen voor het herstelwerk aan vakwerk, maar ook termen die specifiek het repareren van het pleisterwerk ('bijplekken', 'bijklenen', 'plaasteren', etc.) of het aanbrengen van nieuw vlechtwerk ('hervitsen', 'opnieuw vitsen', etc.) aanduiden. Het woordtype 'tuinen' is ook in L 332, Q 28 en Q 98 bekend. Het wordt daar echter uitsluitend gebruikt voor het dichten van hagen of het afrasteren van weilanden. [N 4A, 53i] II-9
tuinhuisje zomerhuisje: zōmərhyskə (Neerpelt) zomerhuisje (in de tuin) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
tuinkervel kelver: kelver (Neerpelt), keͅ.ləvər (Neerpelt), kervel: kervel (Neerpelt), keͅ.rvəl (Neerpelt) [Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)] I-7
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  buəmkwiəkər (Neerpelt) [RND 08] I-7
tuinmuur lemen wand: limǝ wā(ǝ)nt (Neerpelt), muurwand: mȳrwant (Neerpelt), wand: wā(ǝ)nt (Neerpelt) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tuinwant peg: NB - N23,037: pèje [p@j\\].  pegge [pe.gə} (Neerpelt) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tulband tulband: Syst. Frings  tølbānt (Neerpelt) Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] III-2-3
tule tule: tyl (Neerpelt) Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.] II-7
turfschuurtje turfkot: tørǝfkōǝt (Neerpelt), turfschop: tyrfsxōp (Neerpelt) Turfschuur of turfschop bestemd voor de berging van turf. Uit de vraag N 5AII, 80b "Hoe noemt u het gebouwtje, afdak of hok voor brand-hout of turf"? zijn in dit lemma die antwoorden verwerkt die speciaal duiden op een turfschop. [monogr.] II-4