e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uiteenploegen afbouwen: ãf˱bǭu̯ǝ (Neerpelt), vaneenaf ploegen: vániǝnā.f [ploegen] (Neerpelt) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitgegraven dennenwortel stronk: strǫŋk (Neerpelt) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitgestort zaad van de hengst natuur: natȳǝr (Neerpelt) [N 8, 48 en 49] I-9
uitgeteld zijn daar zijn van haar tijd: daar zijn van haar tijd (Neerpelt), uitgeteld zijn: (de koe is) ūtgǝtɛ̄lt (Neerpelt) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitgeveende grond venen: vīǝnǝn (Neerpelt) Grond of plek waaruit het veen is weggehaald. [N 27, 18c] II-4
uitglijden ritsen: retsən (Neerpelt), uitschampen: uwtsxampə (Neerpelt), uitschuiven: oetschuven (Neerpelt), owtsxyjvə (Neerpelt), utschyvən (Neerpelt), utsxyvən (Neerpelt) uitglijden [ZND 24 (1937)] || uitglijden (b.v. over een aardappelschil) [ZND B2 (1940sq)] || uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uitkomen uitkomen: ū.tkō.mǝ (Neerpelt) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitleggen verbreden: verbreden (Neerpelt), wijder maken: wi-jǝr mākǝn (Neerpelt) Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW] II-7
uitmaken wie mag beginnen aftellen: we zullen ierst aaftelle (Neerpelt), we zullen ierst aaftèllen (Neerpelt), Zeggen een rijmpje.  we zullen ierst aftellen (Neerpelt) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitneembaar frontje bavetje (<fr.): [vgl. Fr. bavette]  bavetsje (Neerpelt) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3