18002 |
verkleumd |
bevroren:
bevrozen (L312p Neerpelt),
stijf:
stief (L312p Neerpelt),
stiəf fan də kauw (L312p Neerpelt),
stīf van de kaauw (L312p Neerpelt),
NB: Ook pairsblauw.
stīf van kaŭŭw (L312p Neerpelt)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28948 |
verknippen, versnijden |
stuk stof naar de vaantjes helpen:
stuk stof naar de vaantjes helpen (L312p Neerpelt),
versnijden:
vǝrsni-jǝn (L312p Neerpelt)
|
Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW]
II-7
|
18074 |
verkouden |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ik ben verkoud (L312p Neerpelt),
verkoud:
ich ben verkaut (L312p Neerpelt),
ich bän verkauwd (L312p Neerpelt),
ich bən verkawt (L312p Neerpelt),
ig ben verkauwd (L312p Neerpelt),
vǝrkau̯t (L312p Neerpelt)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
borstvalling:
Zware.
borstvalling (L312p Neerpelt),
klets:
ge zult n klets pakken (L312p Neerpelt),
kopvalling:
Lichte.
kopvalling (L312p Neerpelt),
kou:
eͅch hɛm ən kaw oͅp də borst (L312p Neerpelt),
ge zult n kaw opdoen (L312p Neerpelt),
gä zult ne kauw pakken (L312p Neerpelt),
ich həmən kaw op də borst (L312p Neerpelt),
snotvalling:
[Lichte]
snotvalling (L312p Neerpelt),
valling:
ig hem n valling (L312p Neerpelt)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid? [Lk 05 (1955)] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
joodachtig doen:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.
⁄jodēͅxtex dūn (L312p Neerpelt),
versjachelen:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.
vər⁄šaxələn (L312p Neerpelt)
|
Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] || Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
minder kosten:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.
mendər kostən (L312p Neerpelt)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verliezen (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt)
|
Verliezen. [Willems (1885)]
III-3-1, III-3-2
|
34165 |
verlopen |
verlopen:
(de koe is) vǝrlūpǝ (L312p Neerpelt),
zich verlopen:
(de koe heeft) zex vǝrlūǝpǝ (L312p Neerpelt)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
23374 |
verpachte banken |
betaalde kerkstoelen:
betalde kerkstuul (L312p Neerpelt)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23249 |
verplichte feestdag |
hoge dag:
hoewegendaag (L312p Neerpelt)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|