24033 |
vormbewijs |
vormbriefje:
vörmbriefken (L312p Neerpelt)
|
Het bewijs dat men gevormd is, vormbriefje [firmbrifje]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24032 |
vormeling |
vormeling:
vörmeling (L312p Neerpelt)
|
Een vormeling. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24031 |
vormen |
vormen:
vürmen (L312p Neerpelt)
|
Vormen, het Vormsel toedienen [firme, fierme]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23343 |
vormsel |
vormsel:
vürmsel (L312p Neerpelt)
|
Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25202 |
vorst, het vriezen |
gevreur:
hət gəvrør (L312p Neerpelt),
gevreur (onz.)
gə⁄vrør (L312p Neerpelt)
|
vorst (vriezend weer) [ZND B2 (1940sq)] || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
29897 |
vorstpan |
noordpan:
nǫrtpan (L312p Neerpelt),
rietpan:
ritpan (L312p Neerpelt),
vorstpan:
vǭrspan (L312p Neerpelt)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|
24397 |
vos |
vos:
vōs (L312p Neerpelt)
|
vos [Willems (1885)]
III-4-2
|
33811 |
vos, vospaard |
voes:
vus (L312p Neerpelt)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
23508 |
votiefmis |
bijzondere mis:
bezunder mes (L312p Neerpelt)
|
Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18279 |
vouw |
plooi:
ploej (L312p Neerpelt),
ploej (ploewj) (L312p Neerpelt)
|
Hoe noemt U: een plooi [N 62 (1973)]
III-1-3
|