19645 |
wasvrouw |
wasvrouw:
was˃vroͅu̯ (L312p Neerpelt)
|
wasvrouw [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
34173 |
waterblaas |
waterblaas:
wōtǝrblōs (L312p Neerpelt),
wǭǝtǝrblǭǝs (L312p Neerpelt)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
19457 |
waterdamp, wasem |
wasem:
wōͅsəm (L312p Neerpelt)
|
damp [ZND 33 (1940)]
III-2-1
|
18302 |
waterdichte laars |
waterbot:
waoterbotten (L312p Neerpelt)
|
laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30318 |
waterdorpel |
buitendorpel:
būtǝndørpǝl (L312p Neerpelt)
|
Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.]
II-9
|
24273 |
waterhoen |
waterkuiken:
woaterkuken (L312p Neerpelt)
|
waterhoen
III-4-1
|
26809 |
waterlossing |
greppel:
(mv.)
grɛpǝls (L312p Neerpelt),
zouwtje:
(mv.)
zawkǝs (L312p Neerpelt)
|
Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22]
II-4
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt,
L312p Neerpelt),
waterput:
waterput (L312p Neerpelt),
wōͅətərpøt (L312p Neerpelt)
|
[N 12 (1961)] [RND 08] [Willems (1885)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
33093 |
waterring van de mijt |
euzel:
nø̄zǝl (L312p Neerpelt),
waterlaag:
wǭǝtǝrlǭǝx (L312p Neerpelt)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
watersnep:
woatersnep (L312p Neerpelt)
|
watersnip
III-4-1
|