e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wijwatervat wijwatersvat: wiewatersvaat (Neerpelt) De met wijwater gevulde bak bij de ingang(en) van de kerk [wijwater(s)bak, -vat, -steen?]. [N 96A (1989)] III-3-3
wijzerplaat van het torenuurwerk wijzerplaat: wieezerplaat (Neerpelt) De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)] III-3-3
wijzers van het torenuurwerk wijzers: wieezers (Neerpelt) De wijzers van de torenklok. [N 96A (1989)] III-3-3
wild driftig: dreftex (Neerpelt), wild: welt (Neerpelt) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17] I-11
wild konijn (enkelv.) wilde konijn (id.): wille knien (Neerpelt) wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)] III-4-2
wild konijn (meerv.) wilde konijn (id.): wil knien (Neerpelt) wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)] III-4-2
wilde eend wilde eend: wil end (Neerpelt) wilde eend III-4-1
wilde hoofdharen wild haar: wel hōͅr (Neerpelt) hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)] III-1-1
wilde koe wilde koe: wel [koe] (Neerpelt) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilde roos (hondsroos, enz.) hondsroos: verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok  honsroe’s (Neerpelt), hontsrŭəs (Neerpelt) egelantier [ZND 01 (1922)] III-4-3