23351 |
wijwatervat |
wijwatersvat:
wiewatersvaat (L312p Neerpelt)
|
De met wijwater gevulde bak bij de ingang(en) van de kerk [wijwater(s)bak, -vat, -steen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23453 |
wijzerplaat van het torenuurwerk |
wijzerplaat:
wieezerplaat (L312p Neerpelt)
|
De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23454 |
wijzers van het torenuurwerk |
wijzers:
wieezers (L312p Neerpelt)
|
De wijzers van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34146 |
wild |
driftig:
dreftex (L312p Neerpelt),
wild:
welt (L312p Neerpelt)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17]
I-11
|
24461 |
wild konijn (enkelv.) |
wilde konijn (id.):
wille knien (L312p Neerpelt)
|
wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24462 |
wild konijn (meerv.) |
wilde konijn (id.):
wil knien (L312p Neerpelt)
|
wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24277 |
wilde eend |
wilde eend:
wil end (L312p Neerpelt)
|
wilde eend
III-4-1
|
17576 |
wilde hoofdharen |
wild haar:
wel hōͅr (L312p Neerpelt)
|
hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34026 |
wilde koe |
wilde koe:
wel [koe] (L312p Neerpelt)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hondsroos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
honsroe’s (L312p Neerpelt),
hontsrŭəs (L312p Neerpelt)
|
egelantier [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|