18509 |
drukknoop |
knipper:
knepǝr (L312p Neerpelt),
luiwijversknoop:
lø̜̄jwīvǝrsknūp (L312p Neerpelt)
|
Uit twee helften bestaand knoopje dat sluit door de delen in elkaar te drukken. [N 62, 52; MW]
II-7
|
25133 |
druppel |
druppel:
dreppel (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
druppel (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
drəppəl (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
doordruppelen:
doordruppelen (L312p Neerpelt),
dordrəpələn (L312p Neerpelt),
druppelen:
drəpələn (L312p Neerpelt),
druppen:
dreppen (L312p Neerpelt),
druppen (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
drəppən (L312p Neerpelt)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel zwade/zwaai:
(mv)
dǫbǝl zwǭǝn (L312p Neerpelt)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
33963 |
dubbele lijn |
dobbele lijnt:
dǫbǝl līnt (L312p Neerpelt)
|
Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34]
I-10
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
invaart:
envārt (L312p Neerpelt),
opvaart:
op˲vǭrt (L312p Neerpelt)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
28757 |
duffel |
duffel:
duffel (L312p Neerpelt)
|
Dikke wollen stof met lang haardek. [N 62, 90; N 59, 201; MW]
II-7
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doef (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
doeven haauwen ... (L312p Neerpelt),
dūven haauwen ... (L312p Neerpelt),
Pl. [du.ven]
duf (L312p Neerpelt)
|
Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Duif. [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doef (L312p Neerpelt)
|
duif [Willems (1885)]
III-4-1
|
22787 |
duiken |
duikelen:
duukelen (L312p Neerpelt),
in t waoter duikelen (L312p Neerpelt)
|
Duikelen. [Willems (1885)] || In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|