e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een cadeau geven schenken: schinken (Neerpelt) Schenken. [Willems (1885)] III-3-2
een ei ei: ē. (Neerpelt), ē̜.i̯ (Neerpelt), ęi̯ (Neerpelt), eitje: ęi̯kǝ (Neerpelt) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een geerakker ploegen tippen: tøpǝ (Neerpelt), tøpǝn (Neerpelt) Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.] I-1
een gelofte doen beloven: belooven (Neerpelt) Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)] III-3-3
een gleuf aanbrengen in het deegbrood knippen: knepǝ (Neerpelt) Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a] II-1
een huis huren huren: huren (Neerpelt) een huis huren [ZND 27 (1938)] III-2-1
een kring op de grond trekken een ring op de grond trekken: ienen rīnk op den groond trekken (Neerpelt), ne rink op de groont trêkken (Neerpelt), een ring trekken: ine rink traiken (Neerpelt) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een kruisje geven een kruisje geven: kruuske geven (Neerpelt) Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisje op het brood maken aansnijden met een kruisje: aansniejen mej e kruusken (Neerpelt) Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisteken maken n kruus maake: kruus maken (Neerpelt) Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)] III-3-3