e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afkoelplaats koelplak: kylplak (Neerpelt) De plaats waar het nog warme brood kan afkoelen. Volgens de informant van L 317 worden gebakken vlaaien op een groot latwerk gelegd om af te koelen. [N 29, 105d; N 29, 105e] II-1
aflaat aflaat: aafloat (Neerpelt) Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
afladen afladen: ā.flōǝ.ǝn (Neerpelt), lossen: lǫsǝn (Neerpelt  [(hooi - ook koren dat evenwel ook afgeschoten kan worden)]  ) Wanneer de kar met de lading op de plaats van bestemming is aangekomen, wordt deze laatste afgeladen. Vergelijk voor het woordtype aftrekken ook het lemma Mest Van De Kar Aftrekken in WLD I, afl. 1, p. 11. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
afleggen afleggen: ā.flęgǝ (Neerpelt) De term "afleggen" is oorspronkelijk afkomstig van het graan maaien met de zeis: de gemaaide halmen vallen dan tegen de nog staande aan en moeten eerst "afgelegd" worden (door de "aflegger"), voordat de maaier een nieuwe baan kan aanzetten. De aflegger doet dit doorgaans met de handen, soms met een sikkel of een pikhaak, en "stuikt" daarbij een hoeveelheid halmen voor een schoof tegen de grond en bindt deze dan, provisorisch, af. De aflegger gebruikt daarbij vaak overmouwen om zich tegen de stekende halmen te beschermen. Later is de term overgenomen bij het maaien met de maaimachine; daar wordt ook "afgelegd", hetzij door de voerman zelf die met een pedaal een hoeveelheid halmen afzondert, hetzij eveneens door een aparte "aflegger". Dit "alleen achter de maaimachine" wordt uitdrukkelijk vermeld in L 164, 268 en L 320a. Vandaar is het verspreidingsgebied hier groter dan het gebruik van de graanzeis in de kaart "graan maaien met de zicht en de zeis". Bij het pikken vormt de zichter zelf de schoven, of de pikkelingen, door de zojuist afgesneden halmen "af te trekken", zie de toelichting bij het lemma ''aftrekken'' (4.2.5). [N 15, 15d en16h; N J, 3b; JG 1a, 1b, 1c; monogr.] I-4
afleggen van een dode lijken: znd 32, 20;  lieken (Neerpelt) een doode lijken (vooraleer hij gekist wordt) [ZND 32 (1939)] III-2-2
aflegger aflegger: ā.flęgǝr (Neerpelt) Degene die de handeling, zoals beschreven in het vorige lemma, uitvoert. In L 354 en 356 werd uitdrukkelijk aangegeven dat de aflegger ook de schoven bindt. [N 15, 15c; JG 1a, 1b] I-4
afloeren, bespieden afloeren: aafloeren (Neerpelt), afluərə (Neerpelt), in het oog houden: in d`oeg hauwen (Neerpelt) iets bespieden [ZND 32 (1939)] || kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)] III-1-1
afrikaantje stinker: -  stinkers (Neerpelt) Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)] III-2-1
afromen afdraaien: āfdrē̜i̯ǝn (Neerpelt), afzanen: āfsōǝnǝn (Neerpelt) De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.] I-11
afschampen er niet door gaan: (de kogel is) ǝr ni dǫǝrgǝgǫjǝn (Neerpelt), er niet ingaan: (de kogel) gǫt ǝr ni ęn (Neerpelt) Door afketsen van de kogel of door verkeerd schieten van de slachter kan het gebeuren dat de kogel niet helemaal in de kop doordringt. Zo kan de kogel terugketsen als het varken te dik is. En als de patroonhuls, de kardoes, te nat is of de patroon te slap, kan het schot ook mislukken. [N 28, 8; monogr.] II-1