e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eten (ww.) eten: āeten (Neerpelt), eiten (Neerpelt), éétən (Neerpelt), êten (Neerpelt) eten [RND], [Willems (1885)], [ZND 25 (1937)] III-2-3
etensresten afval: āfvāl (Neerpelt), greumelen: grøͅmmelen (Neerpelt), overschoters: Syst. Frings  ōvərsxø̄tjrs (Neerpelt) Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)] III-2-3
etter etter: ēͅttər (Neerpelt), zweersel: zwēərsəl (Neerpelt) etter (van een wonde) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)] III-1-2
evangelie evangelie: evangelie (Neerpelt) De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)] III-3-3
evenaar, tweespanszwenghout [eghaam] voor de koppel: [eghaam] vør dǝ kǫpǝl (Neerpelt), dobbele [eghaam]: dǫbǝlǝn [eghaam] (Neerpelt), grote [eghaam]: grūǝtǝn [eghaam] (Neerpelt) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
evene evie: ē.vi (Neerpelt) Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31] I-4
fatsoenlijk fatsoenlijk: Des ⁄n fatsoenleke miens (Neerpelt) Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)] III-1-4
feest feest: fèst (Neerpelt), het fest ging vorbij zonder dat er e lieke gezongen werd (Neerpelt) Feest: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)] III-3-2
feestdag van een heilige patroon (<fr.): petroewen (Neerpelt) De naamdag van een heilige. [N 96C (1989)] III-3-3
feestdag van maria lieve-vrouwedag: lievrouwendaag (Neerpelt) Een feestdag van de H. Maagd Maria in het algemeen (Lievevrouwedag, Mariadag). [N 96C (1989)] III-3-3