e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117p plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzel, horzel horzel: hu:zəl (Nieuwenhagen) runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] III-4-2
runderlapjes kalfslapjes: kófslepke (Nieuwenhagen) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvleessoep rindvleessoep: rinkvleessop (Nieuwenhagen) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups groene rups: greun roepsje (Nieuwenhagen), koolrups: koël roepsj (Nieuwenhagen), rups: roepsj (Nieuwenhagen, ... ) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)] III-4-2
rustaltaar heiligenhuisje: hilligəhŭŭskə (Nieuwenhagen), rustaltaar: dər rusaltāār (Nieuwenhagen), rus-altaar (Nieuwenhagen) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten resten: zich rēstə (Nieuwenhagen), schaften: sjàftə (Nieuwenhagen) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis oudemannetjeshuis: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  ŏŏtménkəshōēs (Nieuwenhagen) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw, hard ruw: ròw (Nieuwenhagen) zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruzie ruzie: rŭŭzie (Nieuwenhagen), schelderij: sjéélərij (Nieuwenhagen) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken ruzing maken: rŭŭzie māākə (Nieuwenhagen) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1