e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117p plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scherp de waarheid zeggen de stal uitmesten: dər sjtāāl ōētmēstə (Nieuwenhagen), de waarheid zagen: də waorhēēt zāāgə (Nieuwenhagen), het jasje uitvegen: ⁄t jèskə ōētvééëgə (Nieuwenhagen) iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)] III-3-1
scherp eggen scherp [eggen]: šɛrǝp (Nieuwenhagen), voorwaarts [eggen]: vørwats (Nieuwenhagen) Werken met een eg die "scherp" is aangespannen. De tanden van de eg staan dan schuin naar voren gericht en gaan dientengevolge diep door de grond heen. Zie afb. 69. De termen zijn primair van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In streken waar men gezien de grondsoort met één egtype kon volstaan en bij de bestrijding van onkruid uitsluitend of voornamelijk scherp egde, kan voor "scherp eggen" en "onkruid uiteggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten, zien men de toelichting bij het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b add.; N 11A, 173a; N P, 15a; monogr.] I-2
scherp kijken ogen: euge (Nieuwenhagen), staren: staare (Nieuwenhagen) kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)] III-1-1
scherp luisteren horen: hūūrə (Nieuwenhagen), scherp luisteren: sjērp loestərə (Nieuwenhagen) [N 84 (1981)] III-1-1
scheut scheut: šȳǝt (Nieuwenhagen) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5
schietdamp kwalm: kwalǝm (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schietstub: šētštøp (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]), zwalm: šwām (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]) De damp die ontstaat na het tot ontploffing brengen van de springstoffen. Niet verdunde schietdampen zijn schadelijk voor de gezondheid. [N 95, 428; N 95, 775; monogr.] II-5
schieten schieten: šētǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]) Losbreken van delfstoffen, grond en gesteente door middel van springstof. [N 95, 395; N 95, 429; monogr.; Vwo 49] II-5
schietgat boorlok: bōrlōǝk (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Gat, geboord in het los te schieten gesteente. Later wordt dit gat opgevuld met springstof. [N 95, 399; monogr.; Vwo 160; Vwo 519] II-5
schietgaten boren boren: bōrǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale, Wilhelmina]), loker boren: lø̜̄kǝr bōrǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Emma]) [N 95, 400; monogr.] II-5
schietgebed(je) schietgebedje: e schietgebedje (Nieuwenhagen), e sjēētgebètje (Nieuwenhagen), ēē sjēētgebètje (Nieuwenhagen) Een schietgebed(je), stootgebed. [N 96B (1989)] III-3-3