| 17753 |
snor |
schnauz (du.):
šnauts (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
snor (knevel) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 25048 |
snorren |
broezen:
brōēëzə (Q117p Nieuwenhagen),
snorren:
sjnòrrə (Q117p Nieuwenhagen)
|
een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 18026 |
snotneus |
aap:
āāp (Q117p Nieuwenhagen),
koetenneus:
kóétenaas (Q117p Nieuwenhagen),
koetneus:
kōētnaas (Q117p Nieuwenhagen),
kute-jong:
kōēëtjóng (Q117p Nieuwenhagen),
kute-naas:
koetenaas (Q117p Nieuwenhagen),
koetnaas (Q117p Nieuwenhagen),
snotaap:
sjnŏtāāp (Q117p Nieuwenhagen),
snotnaas:
sjnótnaas (Q117p Nieuwenhagen)
|
een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] || neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)]
III-1-2, III-1-4
|
| 18025 |
snottebel |
koetegilles:
koetegilles (Q117p Nieuwenhagen),
snoeverd:
sjnoevet (Q117p Nieuwenhagen)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 18027 |
snotteren |
snotteren:
sjnŏttərə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 20567 |
snuifje |
prise (fr.):
prīēs (Q117p Nieuwenhagen),
snuif:
sjnōēf (Q117p Nieuwenhagen)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 17590 |
snuit |
snoet:
WBD/WLD
sjnōēt (Q117p Nieuwenhagen),
snuit:
šnūt (Q117p Nieuwenhagen)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)]
I-12, III-4-2
|
| 17841 |
snurken |
snurken:
sjnorke (Q117p Nieuwenhagen),
snörke (Q117p Nieuwenhagen)
|
snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 18971 |
sober |
gewoon:
gəwēūn (Q117p Nieuwenhagen)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 24116 |
sobriëtas |
mariaverein (<du.):
mariavərein (Q117p Nieuwenhagen)
|
De R.K. vereniging ter bestrijding van het drankmisbruik (Mariavereniging, Sobriëtas). [N 96D (1989)]
III-3-3
|