e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117p plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliegveld vliegveld: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  vlēēgvélt (Nieuwenhagen) het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)] III-3-1
vlijns, geelbruine aarde lss: (= lichtgele klei of roodgeel).  löss (Nieuwenhagen) geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)] III-4-4
vlinder kapel: kapɛl (Nieuwenhagen), pepel: pieëpel (Nieuwenhagen), schmetterling (du.): šmɛtərleŋ (Nieuwenhagen), vietsvogel: vietsvūgel (Nieuwenhagen), witvogel: wietvoeëgel (Nieuwenhagen) vlinder [GV Gr (1935)], [Roukens 03 (1937)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: non de juuke (Nieuwenhagen) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vloë (Nieuwenhagen, ... ), vlôê (Nieuwenhagen, ... ) mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vlun: vluë (Nieuwenhagen), vluuien: vlûûje (Nieuwenhagen) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
vloed, hoogtij hoogwater: hōēëg waatər (Nieuwenhagen), vloed: vlŏĕt (Nieuwenhagen) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloeibaar varkensvoer brijtsel: bręɛtsǝl (Nieuwenhagen), spoeling: špø̄leŋ (Nieuwenhagen), spoelsel: špø̄lsǝl (Nieuwenhagen) [N 76, 38; N 76, 39; monogr.] I-12
vloek vloek: inne vlook (Nieuwenhagen, ... ), vlōōk (Nieuwenhagen, ... ) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloeken sakkeren: sàkkərə (Nieuwenhagen), vloeken: vloke (Nieuwenhagen, ... ), vlōōke (Nieuwenhagen, ... ), vlōōkə (Nieuwenhagen) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3