e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gassoldeerbout gassoldeerbout: gāssǫldērbōt (Nieuwenhagen) Soldeerbout die wordt verwarmd door middel van een in de bout ingebouwde gasbrander. Zie ook afb. 186. [N 33, 195b; N 64, 16b] II-11
gat in een kledingstuk lok: lāōëk (Nieuwenhagen) gat in een kledingstuk, bijv. een kous [N 86 (1981)] III-1-3
gat, opening lok: loak (Nieuwenhagen, ... ) gat (znw enk) [N 26 (1964)] III-4-4
gat, opening (mv) loker: löaker (Nieuwenhagen), twîê lêûker (Nieuwenhagen) gaten (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-4
gebakje deeltje: deeltje (Nieuwenhagen), gebakje: gebekske (Nieuwenhagen) Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebakken aardappelen schijven: schieve (Nieuwenhagen) In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebed gebed: e gebed (Nieuwenhagen), e gebèt (Nieuwenhagen) Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gebeden gebeden: de gebeëde (Nieuwenhagen), gebééëde (Nieuwenhagen), gebeder: gebééëder (Nieuwenhagen) De gebeden meervoud. [N 96B (1989)] III-3-3
gebedsweek gebedsweek: ing gebedsweëk (Nieuwenhagen), ing gebètswééëk (Nieuwenhagen) Een gebedsweek. [N 96B (1989)] III-3-3
gebeier gegalm: gegàlm (Nieuwenhagen), gelui: gelōēw (Nieuwenhagen), t geloew (Nieuwenhagen) Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] III-3-3