e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geweten geweten: t gewieëte (Nieuwenhagen), t gewīēëte (Nieuwenhagen) Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)] III-3-3
gewillig gaarne: gēēr (Nieuwenhagen), gewillig: gəwillig (Nieuwenhagen) graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)] III-1-4
gewond raken met de knoken vastzitten: met dǝ knø̜̄k vas˲zetǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Winterslag, Waterschei]) De mijnwerker raakte nogal eens gewond bijvoorbeeld door met de hand of voet tussen de machine te komen of op een andere manier geklemd te raken of door been- of armbreuk. Het woordtype "lak afhebben" werd volgens Loontjens (pag. 36) op de mijn Maurits gebruikt, wanneer iemand een schaafwond opliep. [N 95, 955; monogr.; Vwo 136; Vwo 137] II-5
gewone spurrie spurrie: spør (Nieuwenhagen) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewricht gewricht: gevrich (Nieuwenhagen), gevrigter (Nieuwenhagen), gewrichte (Nieuwenhagen) gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] III-1-1
gezelschap compagnie (fr.): kŏmpənĭj (Nieuwenhagen), compagnon (fr.): kŏmpànjòn (Nieuwenhagen), kompel (<du.): kŏempəl (Nieuwenhagen) de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)] III-3-1
gezicht gezicht: gəzeeg (Nieuwenhagen), gəzēg (Nieuwenhagen), gəzich (Nieuwenhagen) gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] III-1-1
gezicht (spotnamen) bakkes: bakkus (Nieuwenhagen), fresse (du.): vrés (Nieuwenhagen), gevreet: gevreat (Nieuwenhagen), gevreets: gevres (Nieuwenhagen), kiestaat: kīēstaat (Nieuwenhagen), praats: praatsj (Nieuwenhagen), puts: puutsj (Nieuwenhagen), slikkes: sjlikkus (Nieuwenhagen), visage (fr.): viezaasj (Nieuwenhagen, ... ), visage (Nieuwenhagen) Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] || gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
gezin gezin: gəzin (Nieuwenhagen), huishouden: hōēshouwə (Nieuwenhagen) man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 87 (1981)] III-2-2
gezond gezond zijn: gəzŏnk (Nieuwenhagen), niet krank zijn: nit krānk (Nieuwenhagen) Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)] III-1-2