e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gif gif: gif (Nieuwenhagen), vergif: vərgif (Nieuwenhagen) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
gildeknecht knaap: knāp (Nieuwenhagen) De knecht van een gilde [knaap]. [N 88 (1982)] III-3-2
gispen, geselen zwepen: sjweepə (Nieuwenhagen) slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
glacé leren haas: leere heusje (Nieuwenhagen) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
gladde ijzerdraad draad: drǭt (Nieuwenhagen) Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8
glas-in-loodraam glas-in-loodvenster: glaas-i-loeëd vinster (Nieuwenhagen), glāās-in-lōēëtvinster (Nieuwenhagen) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3
glazig glazetig: glāāzetig (Nieuwenhagen), glazig: glāāzig (Nieuwenhagen) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glazuur glazuur: glàzuur (Nieuwenhagen) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)] III-1-1
glijbaan roetsj: rutsj (Nieuwenhagen), roetsjbaan: rutsjbān (Nieuwenhagen) Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijden roetsjen: rŏĕtsjə (Nieuwenhagen), rutschen (du.): rŏĕtsjə (Nieuwenhagen), schiebelen: sjiĕbələ (Nieuwenhagen), schuivelen: sjiĕbələ (Nieuwenhagen), schuiven: sjuuvə (Nieuwenhagen, ... ) Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2, III-3-2