| 27543 |
halsdoek |
halsdoek:
hoasdōk (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Maurits]),
halsplag:
hoasplak (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Julia])
|
Het vierkant stuk stof dat de mijnwerkers als beschermmiddel tegen stof voor de mond of in de hals dragen. [N 95, 65; monogr.; Vwo 326; Vwo 868]
II-5
|
| 27544 |
halsriempje |
halsriem:
hoasrēm (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale]),
halsriempje:
hoasrempkǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Emma])
|
Halsriem waar de mijnlamp aan hangt tijdens het klimmen in een schacht. [N 95, 881a; monogr.]
II-5
|
| 30538 |
halsring |
krolrand:
krǫlraŋk (Q117p Nieuwenhagen),
wulst:
wuls (Q117p Nieuwenhagen)
|
De tegen de afvoerbuis gesoldeerde halve kralen of banden om de buis op de pijpbeugels te kunnen laten rusten. [N 64, 149a]
II-9
|
| 18236 |
halssnoer |
halsketting:
hāōskètting (Q117p Nieuwenhagen),
halssnoer:
hāōssjnōōr (Q117p Nieuwenhagen)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
| 25225 |
halve maan, eerste kwartier |
eerste kwartier:
iēëstə kwāteer (Q117p Nieuwenhagen),
halve maan:
hóvə maon (Q117p Nieuwenhagen),
wassende maan:
wèsjəndə maon (Q117p Nieuwenhagen)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 25219 |
halve maan, laatste kwartier |
afgaande maan:
ààfgaondə maon (Q117p Nieuwenhagen),
afnemende maan:
ààfnêûməndə maon (Q117p Nieuwenhagen),
laatste kwartier:
lètstə kwāteer (Q117p Nieuwenhagen)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 23759 |
halve zondag |
halve zondag:
inne haove zóndig (Q117p Nieuwenhagen),
planken zondag:
plankəzŏndig (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 31461 |
hamer om te voren |
boordjeshamer:
bø̜tjǝshāmǝr (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hamer waarvan de kop uitloopt in twee dwars op de steel staande pennen. De hamer dient om groeven in bladmetaal aan te brengen. Zie ook afb. 157. [N 33, 58]
II-11
|
| 23461 |
hamer van de klepklok |
hamer:
dr hamer (Q117p Nieuwenhagen),
trumphamer:
dr trumphamer (Q117p Nieuwenhagen)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 17659 |
hand |
hand:
hank (Q117p Nieuwenhagen),
hànk (Q117p Nieuwenhagen)
|
hand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|