18037 |
indigestie (hebben) |
indigestie:
indigèstie (Q117p Nieuwenhagen)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28396 |
industriekool |
vetkolen:
vętkoalǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Emma, Maurits])
|
Steenkool met meer dan veertien procent vluchtige bestanddelen. Volgens de invuller uit Q 33 is de term "industriekool" van toepassing op de volgende steenkoolsoorten: vette kool, gaskool en gasvlamkool. [N 95, 456; N 95, 457; N 95, 458; N 95, 459; monogr.]
II-5
|
18812 |
informeren (onoverg.) |
navragen:
naovraogə (Q117p Nieuwenhagen),
zich umhren (du.):
zich umhūūrə (Q117p Nieuwenhagen)
|
inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27236 |
ingenieur |
ingenieur:
enžǝnjø̄r (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Laura, Julia])
|
De algemene benaming voor ingenieur. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden lopen nogal uiteen. [N 95, 139; N 95, add.; monogr.]
II-5
|
28135 |
ingestorte pijler |
ouwe man:
ǫwǝ mān (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Maurits])
|
Een door steenval ingestorte pijler. [N 95, 545]
II-5
|
18849 |
ingetogen |
ruhig (du.):
rŭjjig (Q117p Nieuwenhagen)
|
zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
darmen:
derm (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
ingewanden [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
platsen:
plàtsjə (Q117p Nieuwenhagen)
|
gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19271 |
ingrijpen |
ingrijpen:
ĭgrīēpə (Q117p Nieuwenhagen)
|
met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24960 |
inham |
inham:
inhám (Q117p Nieuwenhagen)
|
inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|