e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleerhaak kettinghaak: kęteŋhoak (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]), klederhaak: klęjǝrhoak (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Emma]) De haak waaraan de mijnwerker zijn kleren en mijnkleding kan ophangen. Door middel van een ketting en een katrolsysteem hangt alle kleding hoog in de lucht. Bij het begin van de dienst laat de arbeider zijn haak neer, haalt er zijn mijnkleding vanaf en hangt er zijn dagelijkse kleding aan op. Daarna trekt hij de haak weer op en sluit de ketting af met een hangslot. In de mijnen van Eisden, Zwartberg, Waterschei, Winterslag en Zolder kent men dit systeem van opbergen niet: daar stopt men zijn spullen in kasten. [N 95, 56; N 95, 57; monogr.] II-5
kleerluis klederluis: klijjerloes (Nieuwenhagen), schurftluis: schurfloes (Nieuwenhagen) kleerluis die eieren legt in de naden van vuile onderkleren [N 26 (1964)] III-4-2
klein in zijn soort onderdeurtje: (negatief van mensen).  ōōgərdūūr(kə) (Nieuwenhagen) iets dat klein is in zijn soort [piepeling, ruigte, geneuk] [N 91 (1982)] III-4-4
klein paard dobbele pony: dǫbǝlǝ pǫni (Nieuwenhagen), pony: pǫni (Nieuwenhagen) Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 145], [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3] I-9
klein persoon krots: t is enne kreutsj (Nieuwenhagen) klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1
klein van gestalte klein van lijf: héee is kling va liéf (Nieuwenhagen) klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1
klein wolkje wolkje: wulksjkə (Nieuwenhagen) klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)] III-4-4
kleindochter kleinkind: kleekink (Nieuwenhagen) kleindochter [DC 05 (1937)] III-2-2
kleine hoeveelheid eten moffeltje: muffelke (Nieuwenhagen) Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)] III-2-3
kleinkinderen kleinkind: kleekink (Nieuwenhagen) kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2