19467 |
kolenslik |
slam:
šlām (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Laura, Julia])
|
Nat kolenstof of kolengruis, gebruikt als brandstof. [N 95, 466; monogr.; Vwo 689; Vwo 709; Vwo 715]
II-5
|
28204 |
kolenstof |
kolenstub:
koalǝštøp (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale]),
pof:
puf (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Grof of fijn stof afkomstig van de kolen. Het komt vrij bij het schieten, boren, het losmaken van kolen en andere werkzaamheden in het ondergrondse gedeelte van de mijn. Omdat het kolenstof overbelasting van de longen kan veroorzaken, wordt het nadelig geacht voor de gezondheid. Het moet daarom zoveel mogelijk bestreden worden. Bij een bepaald percentage vluchtige bestanddelen in het kolenstof is het zeer explosief. [N 95, 769; monogr.]
II-5
|
28123 |
kolenval |
koolval:
koalvāl (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale])
|
Af- of instorting van kolen. Het gevaar van kolenval is in elke koollaag aanwezig maar het treedt meer op de voorgrond bij dikke lagen en bij goed gelaagde kolen. Door directe kolenval kwamen vaker ongevallen voor. [N 95, 888]
II-5
|
27714 |
kolenvoorraad |
kolenopslag:
koalǝopšlāx (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Maurits])
|
Voorraad kolen die een mijn opslaat wanneer de produktie hoger is dan de verkoop. [N 95, 33; Vwo 749]
II-5
|
17813 |
komen |
komen:
komə (Q117p Nieuwenhagen)
|
komen [RND]
III-1-2
|
18835 |
komisch |
komisch:
kōōmiesj (Q117p Nieuwenhagen)
|
lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18826 |
kommervol (zijn): kommer |
bezorgd:
bəzurgt (Q117p Nieuwenhagen),
vol leed en zorgen:
vŏl lēēt èn zŭrg (Q117p Nieuwenhagen)
|
vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24322 |
konijnenhol |
konijnspijp:
WBD/WLD
kniengspīēëp (Q117p Nieuwenhagen),
pijp:
WBD/WLD
pīēëp (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20133 |
konijnenjong |
konijntje:
knintjəs (Q117p Nieuwenhagen)
|
konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)]
III-2-1
|
21266 |
koning |
koning:
kyəniŋ (Q117p Nieuwenhagen)
|
koning [RND]
III-3-1
|