19632 |
kussensloop |
overtreksel:
y(3)̄əvərtreͅksəl (Q117p Nieuwenhagen),
sloop:
sjlōōp (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt u de overtrek van een hoofdkussen? (kussensloop, kussensloof, kussenzak, fluwijn) [N 104 (2000)] || kussensloop [Roukens 14 (1937)]
III-2-1
|
18869 |
kwaad weglopen |
kwaad vortlopen:
kaoët wŏĕtlōōpə (Q117p Nieuwenhagen)
|
kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwaol (Q117p Nieuwenhagen),
kwoal (Q117p Nieuwenhagen)
|
kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22519 |
kwajongen (kaartspel) |
kwajongen:
kōͅəjoŋə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21727 |
kwajongensstreek |
spa (du.):
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
spàs (Q117p Nieuwenhagen)
|
min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
WBD/WLD
kwāākə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
charlatan (fr.):
sjàrlàtán (Q117p Nieuwenhagen)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22406 |
kwart cent in het spel |
viertel:
vīədəl (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een kwart cent in het spel [partje, fieleke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25311 |
kwart el, maat van 17 cm |
vierdel:
viēëdəl (Q117p Nieuwenhagen)
|
de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwattel (Q117p Nieuwenhagen)
|
kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|