20725 |
limburgse kaas |
herver kaas:
Herverkiës (Q117p Nieuwenhagen),
stinkkaas:
stinkkiës (Q117p Nieuwenhagen)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20904 |
limonade |
limonade:
limonaat (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
21478 |
liniaal |
liniaal:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
liĕnəjāāl (Q117p Nieuwenhagen),
meetlat:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
mééëtlát (Q117p Nieuwenhagen)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31438 |
linkse schaar |
linkse scheer:
leŋksǝ šīǝr (Q117p Nieuwenhagen)
|
In het algemeen een schaar die door de stand van bekken en benen geschikt is voor het gebruik in de linkerhand. [N 64, 3b; N 66, 4b]
II-11
|
17617 |
lip |
lip:
lip (Q117p Nieuwenhagen),
lìp (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
lip [DC 01 (1931)], [RND]
III-1-1
|
21824 |
lispelen (slissen) |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispələ (Q117p Nieuwenhagen),
slissen:
sjlissə (Q117p Nieuwenhagen)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18967 |
list |
list:
lĭs (Q117p Nieuwenhagen)
|
een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
de litteni-j (Q117p Nieuwenhagen),
lietenij (Q117p Nieuwenhagen)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23438 |
liturgisch vaatwerk |
heilig vaatwerk:
t hillig vaatwerk (Q117p Nieuwenhagen),
kelken:
kèlleke (Q117p Nieuwenhagen)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23445 |
liturgische gewaden |
kazuifels:
kàsuifels (Q117p Nieuwenhagen),
miskleren:
mèësklijjer (Q117p Nieuwenhagen),
paramenten (<oudfr.):
de paramente (Q117p Nieuwenhagen)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|