e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loonklerk minutenbuil: mǝnytǝbyl (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits, Emma]) Bediende die het geleverde werk van de arbeiders optekent voor loonberekening. Loonklerk. [monogr.; N 95, 921 add.; Vwo 502; Vwo 504; Vwo 508] II-5
loonzakje loontuitje: lūǝntytjǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Wilhelmina, Domaniale]) Volgens de informant van Q 15 was het loonzakje al vroeg in onbruik. De arbeider kreeg daarna van zijn opzichter een loonstrookje en tegen inlevering hiervan werd zijn loon uitbetaald. [N 95, 980] II-5
loops loops: leups (Nieuwenhagen), lø&#x0304pš (Nieuwenhagen, ... ) konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: WBD/WLD  sjūūët (Nieuwenhagen) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
lopen lopen: lope (Nieuwenhagen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
losse linnen halsboord boordje: beudje (Nieuwenhagen) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3
losse plankbrug vlonder: vlŏŏndər (Nieuwenhagen) een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)] III-3-1
losvloer losvloer: losvlūr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) De plaats waar de mijnwagens uit de liftkooi worden gelost. Bij de hoofdschachten bevindt zich de losvloer in de schachttoren, bij blinde schachten is de mijngang die bij het bovenste gedeelte van de schacht uitloopt meteen de losvloer (Vanwonterghem pag. 187). [N 95, 691; monogr.; Vwo 484; Vwo 655; Vwo 767] II-5
loten loten: lōͅətə (Nieuwenhagen) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
loten add.: loterij loterij: lōͅətəreͅj (Nieuwenhagen) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2