e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
manier manier: mànēēr (Nieuwenhagen), wijze: wīēës (Nieuwenhagen) de wijze waarop men iets doet of waarop iets verricht kan worden [benier, gunstig, manier, gedwasje] [N 85 (1981)] III-1-4
manken hompelen: hōēmpələ (Nieuwenhagen) Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)] III-1-2
mankeren fehlen (du.): fééëlə (Nieuwenhagen), mankeren: mankēērə (Nieuwenhagen), schelen: sjééëlə (Nieuwenhagen) Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)] III-1-2
mannelijk geslachtsorgaan gemacht: gemach (Nieuwenhagen) mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1961)] III-1-1
mannelijk jong van de geit geitenbokje: gētǝbøkskǝ (Nieuwenhagen) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf stiertje: stīrkǝ (Nieuwenhagen) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kuiken haantje: hē̜ntjǝ (Nieuwenhagen) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk lam bokje: bøkškǝ (Nieuwenhagen) [L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; JG 1b; N 70, 3; R 3, 36; AGV m 3; Wi 12; monogr.] I-12
mannelijk schaap bok: bok (Nieuwenhagen), schaapsbok: šǭpsbok (Nieuwenhagen), schapenbok: sǭpǝbok (Nieuwenhagen), šǭpǝbuk (Nieuwenhagen), šǭpǝbǫk (Nieuwenhagen) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke eend wenderik: wɛndrik (Nieuwenhagen) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12