e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muis van de hand muis: mōēs (Nieuwenhagen), móés (Nieuwenhagen) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: WBD/WLD  mōēze (Nieuwenhagen), muizen vangen: WBD/WLD  mūūs váángə (Nieuwenhagen) Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] III-2-1
muts: algemeen muts: mötsj (Nieuwenhagen), mətš (Nieuwenhagen) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3
muziekinstrument instrument: enstrəmeͅnt (Nieuwenhagen) Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)] III-3-2
muzikant musiker (du.): muzikər (Nieuwenhagen), muzikant: muzəkant (Nieuwenhagen) Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)] III-3-2
naaf naaf: nāf (Nieuwenhagen) De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.] I-13
naaien naaien: nīnǝ (Nieuwenhagen), nīǝnǝ (Nieuwenhagen) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7
naakt bloot: blōēët (Nieuwenhagen), naaks: nàksj (Nieuwenhagen) zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)] III-1-3
naampatroon namenspatroon: nāāməspatrōēën (Nieuwenhagen), patroonheilige: patroeënhillige (Nieuwenhagen) Een naampatroon, de heilige naar wie men is genoemd [namenspatroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
naar de mis gaan in de mis zijn: in de mès zieë (Nieuwenhagen), mis horen: mèès hōēëre (Nieuwenhagen), naar de kerk gaan: noa de kirk goa (Nieuwenhagen) De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)] III-3-3