17663 |
muis van de hand |
muis:
mōēs (Q117p Nieuwenhagen),
móés (Q117p Nieuwenhagen)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20122 |
muizen |
muizen:
WBD/WLD
mōēze (Q117p Nieuwenhagen),
muizen vangen:
WBD/WLD
mūūs váángə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
mötsj (Q117p Nieuwenhagen),
mətš (Q117p Nieuwenhagen)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
enstrəmeͅnt (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
musiker (du.):
muzikər (Q117p Nieuwenhagen),
muzikant:
muzəkant (Q117p Nieuwenhagen)
|
Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
26400 |
naaf |
naaf:
nāf (Q117p Nieuwenhagen)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
28708 |
naaien |
naaien:
nīnǝ (Q117p Nieuwenhagen),
nīǝnǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
bloot:
blōēët (Q117p Nieuwenhagen),
naaks:
nàksj (Q117p Nieuwenhagen)
|
zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23814 |
naampatroon |
namenspatroon:
nāāməspatrōēën (Q117p Nieuwenhagen),
patroonheilige:
patroeënhillige (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een naampatroon, de heilige naar wie men is genoemd [namenspatroeën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23529 |
naar de mis gaan |
in de mis zijn:
in de mès zieë (Q117p Nieuwenhagen),
mis horen:
mèès hōēëre (Q117p Nieuwenhagen),
naar de kerk gaan:
noa de kirk goa (Q117p Nieuwenhagen)
|
De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|