21706 |
notulen |
notulen:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
nōōtūūlə (Q117p Nieuwenhagen)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
ing noveen (Q117p Nieuwenhagen),
novēēn (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19299 |
nutteloze arbeid verrichten |
zwecklos (du.) werk doen:
tswèklōōs wèrk dōēë (Q117p Nieuwenhagen)
|
nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18334 |
nylonkous |
nylon:
nylons (Q117p Nieuwenhagen)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18938 |
obstakel |
obstakel:
ŏpsjtāākəl (Q117p Nieuwenhagen),
ongemak:
ōngəmāāk (Q117p Nieuwenhagen)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
mörgə (Q117p Nieuwenhagen)
|
s morgens) [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23936 |
octaaf |
octaaf (<fr.):
ing oktaaf (Q117p Nieuwenhagen),
oktāāf (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
kant:
kànk (Q117p Nieuwenhagen),
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.
kank (Q117p Nieuwenhagen),
waterkant:
waatərkānk (Q117p Nieuwenhagen)
|
oever [DC 02 (1932)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
de offerande (Q117p Nieuwenhagen),
de òfferande (Q117p Nieuwenhagen)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (Q117p Nieuwenhagen),
òfferblok (Q117p Nieuwenhagen),
offerstok:
offersjtok (Q117p Nieuwenhagen),
òffersjtòk (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|