e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderlip onderlip: ongərlip (Nieuwenhagen) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
onderstaart onderste staart: øŋǝštǝ štats (Nieuwenhagen) De onderstaart is het achterste verbindingsstuk tussen de ploegboom en de onderbalk. Naar boven toe loopt de onderstaart uit in de ploegstaart. [N 11, 31.I.i; N 11A, 84f] I-1
ondersteunen bouwen: bowǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stijlen zetten: štilǝ zętǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Julia]), stutten: štøtǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Emma]) Houten of metalen ondersteuningen plaatsen. In de mijnen van Waterschei en Winterslag maakt men volgens de invuller uit Q 3 een verschil tussen "kaders zetten" en "stempels en belen bouwen". Met de eerste woordgroep duidt men het ondersteunen in galerijen aan, met de tweede het ondersteunen in pijlers. Het woordtype "apôyeren" wordt met name gebruikt in de mijnen van Beringen, Winterslag, Zolder, Houthalen en Waterschei (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 291; N 95, 321; N 95, 289; N 95, 575; monogr.; Vwo 63; Vwo 151; Vwo 560; Vwo 759; Vwo 808] II-5
ondersteuning bouw: bōw (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]) Ondersteuningselement voor mijngangen, bestaande uit een raamwerk van twee of meer houten of metalen palen of balken. Het woordtype "kader" is volgens de invuller uit Q 3 van toepassing op een ondersteuning voor een galerij. In een pijler daarentegen worden "stempels" en "belen" gebruikt. [N 95, 317; N 95, 290; monogr.; Vwo 152; Vwo 154; Vwo 164; Vwo 402; Vwo 561; Vwo 761] II-5
ondersteuningen vastslaan (stijlen) deronder houwen: drōŋǝr hǫwǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Eisden]) Ondersteuningen vastslaan. Volgens een respondent uit Q 121 was er aan de hand van het al dan niet goede geluid daarbij controle op de sterkte van de stijl mogelijk. Invullers uit Q 121 en Q 121c merken op dat de stijl in zo''n geval bromde. [N 95, 354; monogr.; N 95, 370] II-5
onderwijzeres juf: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  jŭf (Nieuwenhagen) een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)] III-3-1
onderzoek onderzoek: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  ōōngərzēūk (Nieuwenhagen) alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)] III-3-1
ondeugend, stout ondeugend: ondūūëgənt (Nieuwenhagen), ongehoorzaam: ŏngəhōērzaam (Nieuwenhagen), stout: sjtōōt (Nieuwenhagen) stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
ondeugende vrouw lodder: lŏddər (Nieuwenhagen), tratsche (du.): trāātsj (Nieuwenhagen), trien: trĭĕng (Nieuwenhagen), troela: trōēlà (Nieuwenhagen), zeug: zōōw (Nieuwenhagen) een vrouw die zich niet aan de zedelijke normen houdt, zich niet volgens deze gedraagt, en zich er niet aan stoort [loeter] [N 85 (1981)] III-1-4
ondiep dreeg: drei̯ (Nieuwenhagen), dręi̯ (Nieuwenhagen) De in dit lemma genoemde termen voor ondiep (kunnen) worden gebruikt in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Vaak kent men voor het verrichten van ondiep ploegwerk een speciale term. Zie daarvoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 39 + 42a + 43 + 44 + 45 + 47; N 11A, 107b + 110a + b; N P, 12; A 20, 1c; Lu 1, 1c; A 23, 1c; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.] I-1