id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23743 | onze-lieve-vrouweplaat | beeld van onze-lieve-vrouw van altijddurende bijstand: e bild van O.L.Vrouw van altijddurende bijstand (Nieuwenhagen) | Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23971 | onzedig | onzedig: ónzīēëdig (Nieuwenhagen) | Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23970 | onzedigheid | onzedigheid: ónzīēëdighēēt (Nieuwenhagen) | Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23647 | onzevader | onzevader: t onze vader (Nieuwenhagen), paternoster: dr pater noster (Nieuwenhagen), pāāter noster (Nieuwenhagen), vaderonzer: t vadder ŏŏnzer (Nieuwenhagen) | Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23720 | onzevaderkralen | vaderonzerkraaltjes: de vadder-óónzer-krölkes (Nieuwenhagen) | De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3 |
28387 | onzuivere kool | lits: letš (Nieuwenhagen [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)] [Domaniale]) | Kool met steen gemengd. Het woordtype "brandstenen" werd volgens Lochtman (pag. 184) gebruikt voor een bepaald soort onzuivere steenkolen met een matte schijn. Zij branden wel, maar slecht. [N 95, 525; monogr.] II-5 |
20557 | ooft | appelschijven: (gedrËËgde) appelsjōēve (Nieuwenhagen) | ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)] III-2-3 |
20736 | ooftvlaai | ooftenvladem: eufvlaam (Nieuwenhagen) | Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
17592 | oog | oog: o.gə (Nieuwenhagen), oog (Nieuwenhagen), ōg (Nieuwenhagen) | ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)] III-1-1 |
17595 | ooglid | oogdeksel: oogdeksel (Nieuwenhagen), oogscheel: oogschéél (Nieuwenhagen) | oog: ooglid [N 10a (1961)] III-1-1 |