33433 |
oogststapel in de schuur |
berm:
bɛrǝm (Q117p Nieuwenhagen)
|
De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.]
I-6
|
17732 |
oogvuil (slaper) |
pips:
püpsj (Q117p Nieuwenhagen)
|
vuil, Gedroogd ~ in de ooghoeken (slaper, slaap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24220 |
ooievaar |
ooievaar:
ooievaar (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
ooievaar [DC 35 (1963)] || ooievaar (102 bij iedereen bekend; nu verdwenen uit Brabant, behalve uit het noord-westen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20356 |
oom |
nonk:
neen
noonk (Q117p Nieuwenhagen)
|
oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17757 |
oor |
oor:
oer (Q117p Nieuwenhagen),
u.ərə (Q117p Nieuwenhagen),
òər (Q117p Nieuwenhagen)
|
oor [DC 01 (1931)] || oren [RND]
III-1-1
|
19284 |
oordelen |
een oordeel uitspreken:
ən ōērdēēl ōētsjprēēkə (Q117p Nieuwenhagen),
oordelen:
ōērdēēlə (Q117p Nieuwenhagen)
|
door redeneren tot een gevolgtrekking komen, oordelen [schikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18238 |
oorknop |
oorknop:
ōēërknŏp (Q117p Nieuwenhagen),
oorknopje:
ōēërknŏpkə (Q117p Nieuwenhagen)
|
sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17615 |
oorlel |
oorlel:
oerlèl (Q117p Nieuwenhagen),
òərlèl (Q117p Nieuwenhagen)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21746 |
oorlog |
krijg:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
krēēg (Q117p Nieuwenhagen)
|
de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21186 |
oorlogsschip |
krijgsschip:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
krēēgsjĭp (Q117p Nieuwenhagen)
|
een schip gebouwd en uitgerust om in de oorlog gebruikt te worden [manwaar] [N 90 (1982)]
III-3-1
|