e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorring oorbel: ōēërbèl (Nieuwenhagen) zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)] III-1-3
oorveeg draai: drieéë um də ōēërə (Nieuwenhagen), oorveeg: ōērvieg (Nieuwenhagen), oorwats: oerwàtsj (Nieuwenhagen) Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] III-1-2
oorworm oorworm: urwurm (Nieuwenhagen), orenkruiper: urəkrupər (Nieuwenhagen) oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)] III-4-2
op bedevaart gaan een bidweg maken: inne bidweg make (Nieuwenhagen), op bedevaart gaan: op bééëdəvāāt goaë (Nieuwenhagen) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)] III-3-3
op de loop gaan ervandoor gaan: dər vandŭrg gaoë (Nieuwenhagen), hem smeren: zə`m sjmīērə (Nieuwenhagen) vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)] III-1-2
op de schouder zitten op de pokkel zitten: bij der pap op der poekel zitte  poekel (Nieuwenhagen), op dr poekel drage  poekel (Nieuwenhagen) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-2
op de tenen lopen op de tenen lopen: op de tíéne loope (Nieuwenhagen) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op een rij zetten op een rij zetten: ŏp ŭn rĭj zēttə (Nieuwenhagen) op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)] III-4-4
op een sukkeldrafje lopen langzaam lopen: langsaam loope (Nieuwenhagen) lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)] III-1-2
op reis gaan op reis zijn: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  ŏp rēēs ziēë (Nieuwenhagen) op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)] III-3-1