e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasteitje nestje: neske (Nieuwenhagen) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3
pastoor pastoor (<lat.): inne pastoeër (Nieuwenhagen), innə pəstōēër (Nieuwenhagen), pastu.ər (Nieuwenhagen) Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND] III-3-3
pastorie pastorie: de pasteri-j (Nieuwenhagen), də pàstərie (Nieuwenhagen) Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] III-3-3
patates frites frieten: friete (Nieuwenhagen) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pateen goudschaaltje: lange ö  gōōtsjölke (Nieuwenhagen), pateen (<fr.): de pateen (Nieuwenhagen), patīēën (Nieuwenhagen) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pater pater (lat.): inne pater (Nieuwenhagen), pa:tər (Nieuwenhagen), pāāter (Nieuwenhagen) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] || pater [RND] III-3-3
pater van de heilige geest franse paters: de franse patere (Nieuwenhagen), franse pāāters (Nieuwenhagen) De Paters van de H. Geest [Frânse paaters]. [N 96D (1989)] III-3-3
patriarch aartsvader: ééëtsvadder (Nieuwenhagen) Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)] III-3-3
patrijs patrijs: patries (Nieuwenhagen), veldhoen: veldhōn (Nieuwenhagen) patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): patrōēën (Nieuwenhagen), patroonheilige: patroeënhillige (Nieuwenhagen), patroonsheilige: patrōēënshillige (Nieuwenhagen) Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3