e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
petlamp blitser: blitsǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]), koplamp: koplamp (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Wilhelmina]) Elektrische lamp die door de mijnwerker op de mijnpet of -helm wordt gedragen. De opgave "kophout" uit Q 15 was volgens de invuller op de mijn Maurits een denigrerende naam voor de petlamp. [N 95, 256; monogr.; Vwo 450] II-5
petroleum ptrole (fr.): pətròl (Nieuwenhagen), steenolig: sjteenaolig (Nieuwenhagen) petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)] III-4-4
petrus en paulusprocessie peter-en-paulsbronk: peetər en paulsbronk (Nieuwenhagen), peter-en-paulsprocessie (<lat.): peetər en paulsprosèssie (Nieuwenhagen) De processie op de zondag na St. Petrus en Paulus [peter en pauls brónk]. [N 96C (1989)] III-3-3
peuzelen peuzelen: peuzele (Nieuwenhagen) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3
piekeren dromen: dreumə (Nieuwenhagen), grbeln (du.): grūūbələ (Nieuwenhagen), nadenken: naodinkə (Nieuwenhagen), prakkiseren: prákkəzēēre (Nieuwenhagen) over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] III-1-4
piepen piepen: pīpǝ (Nieuwenhagen), sjielpen: sjiĕlpə (Nieuwenhagen), sjierpen: sjiĕrpə (Nieuwenhagen) een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] || Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.] I-12, III-4-1
pijl pijl: pīl (Nieuwenhagen) De dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht]. [N 88 (1982)] III-3-2
pijler pijler: pęjlǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]), pīlǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Emma, Maurits]) Koolwinplaats van langgerekte vorm. De pijler wordt in de lengterichting enerzijds door de te delven koollaag, anderzijds door een ontkoolde ruimte begrensd en verschuift dwars op de lengterichting. De pijlerlengte wordt bepaald door de onderlinge afstand van de twee bij de pijler behorende galerijen. De hoogte van de pijler komt in het algemeen overeen met de dikte van de te delven koollaag. Het woordtype "boulevard" wordt gebruikt voor een grote pijler waarin men rechtopstaand de kolen kan losmaken. [N 95, 278; monogr.; Vwo 29; Vwo 171; Vwo 595; Vwo 765; Vwo 769; Vwo 779] II-5
pijn pijn: pieng (Nieuwenhagen), ping (Nieuwenhagen), piŋ (Nieuwenhagen) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND] III-1-2
pijnscheut steek: [-&gt; lm. pijnscheut, rk]  sjtieëk (Nieuwenhagen) Een steek in de zij? ( is vaak het gevolg van hardlopen) [DC 60 (1985)] III-1-2