e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
processiestrooisel strooisel: sjtruijsəl (Nieuwenhagen), sjtruisel (Nieuwenhagen) Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)] III-3-3
processievaantjes processievaantjes: prósessievééëntjəs (Nieuwenhagen) De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)] III-3-3
proeven keuren: kaore (Nieuwenhagen), keure (Nieuwenhagen), proeven: preuve (Nieuwenhagen, ... ) proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
profeet profeet: prōōfīēët (Nieuwenhagen) Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)] III-3-3
profiel kantje: kɛntjǝ (Nieuwenhagen), rechte hoek: rɛxtǝ hōk (Nieuwenhagen  [(nr 1 en 3 in afbeelding 173)]  ), schuine hoek: šȳnǝ hōk (Nieuwenhagen  [(nr 2 in afbeelding 173)]  ) Dwarsdoorsnede, loodrecht op de lengteas, van metalen lijstwerk dat met behulp van de zetbank vervaardigd is. Zie ook afb. 173. Met een vierkantige kandel (L 423) wordt een dakgoot bedoeld met een rechthoekige doorsnee zoals afgebeeld in Wld II.9, pag 176 (afb. 84a: "bakgoot"). Het woordtype ronde kandel is een benaming voor een in doorsnee halfronde dakgoot (vgl. Wld II.9, afb. 84b). [N 64, 12d] II-11
profiteren gebruik maken: gəbrōēk māākə (Nieuwenhagen), profiteren: prŏfətēērə (Nieuwenhagen), uit-nutzen (< du.): ōētnótsə (Nieuwenhagen) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] III-1-4
pronken pralen: prāōlə (Nieuwenhagen), prijken: prīēëkə (Nieuwenhagen), pronken: prŏnkə (Nieuwenhagen), spiegelen: sjpēēgələ (Nieuwenhagen) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] III-1-3
proosten aanstoten: āāsjtōēëte (Nieuwenhagen), klinken: klinke (Nieuwenhagen) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3
prop knauw: knāōë (Nieuwenhagen), optromper: optrompǝr (Nieuwenhagen) een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)] || Een op een tol gelijkend werktuig voor het verwijden van de uiteinden van (loden) pijpen in verband met het maken van rechte verbindingen. Zie ook afb. 255. De prop kan van beukenhout of van gegoten ijzer vervaardigd zijn (Oosterhof, pag. 35). [N 64, 61a; monogr.] II-11, III-3-1
proppenschieter proppenschieter: proppesjeeter (Nieuwenhagen, ... ) Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] III-3-2