e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bidstoel kerkenstoel: de kirke-sjteul (Nieuwenhagen), kniebank: knĭjbànk (Nieuwenhagen) Een bidstoel met knie- en armsteun, waarop men alleen maar geknield kan zitten [prie-Dieu?]. [N 96A (1989)] III-3-3
bidstond bedestond: bēēënsjtónt (Nieuwenhagen) Een aanbiddingsuur of bidstonde, aan elk van de wijken of groeperingen van de parochie toegewezen gedurende deze aanbiddingsdagen [bidstond, bèèjstónd, be------nsjtónd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
biecht biecht: biech (Nieuwenhagen), de biech (Nieuwenhagen) De biecht [biech]. [N 96D (1989)] III-3-3
biecht horen biecht horen: biech huëre (Nieuwenhagen), biech hūūre (Nieuwenhagen) Biecht horen door de priester. [N 96D (1989)] III-3-3
biechtbriefje biechtbriefje: biechbrifke (Nieuwenhagen) Een biechtbriefje, het bewijs dat men de Paasbiecht had gehouden [biechbrifje]. [N 96D (1989)] III-3-3
biechteling biechteling: biechteling (Nieuwenhagen) De biechteling, de gelovige die gaat biechten. [N 96D (1989)] III-3-3
biechten (gaan) <uitdr.> de ketel schuren: dr keëtel sjoeëre (Nieuwenhagen), biechten (gaan): biechte (Nieuwenhagen), zich biechten (gaan): zich biechte (Nieuwenhagen, ... ) Biechten, te biecht gaan, biecht spreken [zich biechte]. [N 96D (1989)] || De Paasbiecht. [N 96D (1989)] III-3-3
biechtpenning biechtpenning: biechpénning (Nieuwenhagen) De vrije gift na de biecht aan de pastoor tot kerkelijk onderhoud bestemd, biechtpenning. [N 96D (1989)] III-3-3
biechtstoel biechtstoel: bēēchsjtōōl (Nieuwenhagen), bĭechsjtōōl (Nieuwenhagen), dr biechsjtool (Nieuwenhagen) De biechtstoel, het meestal houten optrekje waarin de priester biechthoort [biech(t)sjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3
biechttijd biechten (zn.): t biechte (Nieuwenhagen) Biechttijd(en), gelegenheid tot biechten. [N 96D (1989)] III-3-3