24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hu:zəl (Q117p Nieuwenhagen)
|
runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20691 |
runderlapjes |
kalfslapjes:
kófslepke (Q117p Nieuwenhagen)
|
Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20666 |
rundvleessoep |
rindvleessoep:
rinkvleessop (Q117p Nieuwenhagen)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
groene rups:
greun roepsje (Q117p Nieuwenhagen),
koolrups:
koël roepsj (Q117p Nieuwenhagen),
rups:
roepsj (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23860 |
rustaltaar |
heiligenhuisje:
hilligəhŭŭskə (Q117p Nieuwenhagen),
rustaltaar:
dər rusaltāār (Q117p Nieuwenhagen),
rus-altaar (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17832 |
rusten |
resten:
zich rēstə (Q117p Nieuwenhagen),
schaften:
sjàftə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
oudemannetjeshuis:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
ŏŏtménkəshōēs (Q117p Nieuwenhagen)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
ròw (Q117p Nieuwenhagen)
|
zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21292 |
ruzie |
ruzie:
rŭŭzie (Q117p Nieuwenhagen),
schelderij:
sjéélərij (Q117p Nieuwenhagen)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
ruzing maken:
rŭŭzie māākə (Q117p Nieuwenhagen)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|