34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
WBD/WLD
sèldərij (Q117p Nieuwenhagen),
selderij:
WBD/WLD
sèldərei (Q117p Nieuwenhagen)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
simmənāārie (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20569 |
sigarenpijpje |
sigarenpijpje:
sigāārepĭĕpke (Q117p Nieuwenhagen)
|
sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24242 |
sijs |
sijsje:
sieske (Q117p Nieuwenhagen)
|
sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17752 |
sik |
sik:
sik (Q117p Nieuwenhagen),
súk (Q117p Nieuwenhagen),
tsyk (Q117p Nieuwenhagen),
tsyǝk (Q117p Nieuwenhagen),
sikkenbaardje:
tsikǝbęǝtjǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
I-12, III-1-1
|
27650 |
silicose, stoflongen |
stub:
štøp (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Wilhelmina, Domaniale]),
stublongen:
štøploŋǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale])
|
Stoflongziekte. Bij mijnwerkers voorkomende beroepsziekte, bestaande in het afzetten van steenstof in de longen. [N 95, 962; N 95, 963; monogr.]
II-5
|
27834 |
simpel |
kopsimpel:
kǫpsempǝl (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Laura, Julia]),
zoolsimpel:
zǭǝlsempǝl (Q117p Nieuwenhagen
[dit is een dummykloekecode]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De ontkoolde ruimte onderlangs of bovenlangs de galerij die geheel of gedeeltelijk gevuld wordt met de stenen die bij het drijven van die galerij worden verkregen. Het front van een simpel varieert tussen tien en veertig meter in lengte en moet worden geventileerd met behulp van luchtkokers omdat er geen doortrekkende luchtstroom in aanwezig is. Volgens de invuller uit Q 15 werd een simpel in de mijn Maurits soms bovenlangs, maar meestal onderlangs met het drijven van de galerij meegenomen. [N 95, 454; N 95, 512; N 95, 513; monogr.; Vwo 98; Vwo 274; Vwo 280; Vwo 317; Vwo 318; Vwo 556; Vwo 704; Vwo 743]
II-5
|
23399 |
sint-annabeeld |
sint-anna-te-trits:
st.anna tse dri-jts (Q117p Nieuwenhagen)
|
De beeldengroep gevormd door St. Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus [St. Anna te drieën, St. Anna-trits?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23830 |
sint-antoniusbrood |
antoniusbrood:
Antōēniusbrōēët (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het Antoniusbrood, als aalmoes geschonken voor de armen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|