e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smokkelkruis grenskruis: ee grens-krüts (Nieuwenhagen), smokkelkruis: sjmoĕkelkrŭŭts (Nieuwenhagen) Een veldkruis in de buurt van een grensovergang [smokkelkruis?]. [N 96A (1989)] III-3-3
smullen moffelen: moefele (Nieuwenhagen), slokken: van zoetigheid  sjlokke (Nieuwenhagen), smikkelen: sjmikkele (Nieuwenhagen), smullen: sjmulle (Nieuwenhagen) smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)] III-2-3
snauwen aankeken: aakééëkə (Nieuwenhagen), afblaffen: āāfblàffə (Nieuwenhagen), snauwen: sjnāūwə (Nieuwenhagen) bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)] III-3-1
snauwen, grauwen aankeken: aakééëkə (Nieuwenhagen), afblaffen: āāfblàffə (Nieuwenhagen), grotsen: grötze (Nieuwenhagen), snauwen: sjnāūwə (Nieuwenhagen), snuitsen: schnautze (Nieuwenhagen) bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)] || grauwen: Je hoort hem de hele dag snauwen en - [DC 35 (1963)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)] III-1-4
snavel bek: bèk (Nieuwenhagen), snavel: sjnāāvəl (Nieuwenhagen) snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)] III-4-1
snee brood sneetje weg: sjnitsje wék (Nieuwenhagen) snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] III-2-3
sneeuwbal sneeuwbol: snjeͅjbōͅl (Nieuwenhagen), snjeͅjbøͅl weͅrpə (Nieuwenhagen) Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] || Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
sneeuwbui sneeuwbui: sneibbuui (Nieuwenhagen) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] III-4-4
sneeuwen sneeuwen: schneië (Nieuwenhagen), sjnije (Nieuwenhagen) sneeuwen [DC 03 (1934)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: schnei (Nieuwenhagen), schneij (Nieuwenhagen), schnij (Nieuwenhagen), sjnij (Nieuwenhagen), sjnééj (Nieuwenhagen) sneeuw [DC 03 (1934)], [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4