e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soep soep: soep (Nieuwenhagen) Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soepvlees hoogrib: hōēëgrip (Nieuwenhagen), rindvlees: ringsvleesj  rinkvleesj (Nieuwenhagen), soepenvlees: zŏĕpevleesj (Nieuwenhagen) soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
sok sok: zök (Nieuwenhagen) sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] III-1-3
sok, mof mof: muf (Nieuwenhagen), pummel: pømǝl (Nieuwenhagen  [(met binnen- en buitendraad)]  ), sok: sǫk (Nieuwenhagen) De eenvoudigste en meest voorkomende fitting, bestaande uit een pijpstukje met binnendraad, waarin de beide te verbinden pijpen worden vastgeschroefd, nadat men de beide draadvlakken eerst van dichtingsmateriaal heeft voorzien. Zie ook afb. 265. [N 64, 118a-b; monogr.] II-11
sokophouder sokophouder: zokophalder (Nieuwenhagen) sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)] III-1-3
soldaat soldaat: sulda:t (Nieuwenhagen) soldaat [RND] III-3-1
soldaten militairen: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  mĭĕlətééër (Nieuwenhagen), soldaten: sulda:tə (Nieuwenhagen), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  soldāāt (Nieuwenhagen) algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || soldaten [RND] III-3-1
soldatenkerkhof ereveld: īēërevèlt (Nieuwenhagen), krijgskerkhof: krēēgskirkhŏf (Nieuwenhagen), oorlogskerkhof: inne oorlogskirkhof (Nieuwenhagen), soldatenkerkhof: soldāātekirkhŏf (Nieuwenhagen), tsoldāātekirkhŏf (Nieuwenhagen) Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)] III-3-3
soldeerhout afdrukhout: āf˱drøkhōt (Nieuwenhagen) Plat stuk hout dat wordt gebruikt om tijdens het solderen op de platen te drukken. Zie ook afb. 193. [N 64, 22] II-11
soldeerklem pijpenloodklem: pīpǝlū.tklɛm (Nieuwenhagen) Werktuig waarmee bij een te solderen verbinding de beide delen onbeweeglijk in of tegen elkaar vastgezet kunnen worden. Zie ook afb. 192. Een loodklauw of loodblok (Q 121) was vervaardigd van twee plaatjes ijzer van 40 x 40 mm die scharnierend aan elkaar waren bevestigd. Het werktuig werd gebruikt om de uiteinden van lintzagen aan elkaar te solderen. De klauw werd in het smidsvuur rood verhit, daarna in een bankschroef geklemd en opengeklapt, waarna de over elkaar gelegde uiteinden van de lintzaag met borax en een stukje zilver in de klauw werden samengeperst. Nadat het zilver gesmolten was en de las dus was gemaakt, werd het geheel met water afgekoeld. [N 64, 20a; N 33, 202] II-11