24516 |
spruiten, uitbotten |
uitlopen:
WBD/WLD
ōētlōōpə (Q117p Nieuwenhagen),
uitslaan:
WBD/WLD
ōētsjlao (Q117p Nieuwenhagen)
|
Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
31681 |
spruitstuk |
broekstuk:
brōkštøk (Q117p Nieuwenhagen),
dobbele broekpijp:
dubǝlǝ brōkpīp (Q117p Nieuwenhagen)
|
Deel van een buis of pijpleiding dat is voorzien van één of twee dwarsstukken waarop een spruit kan worden aangesloten. Zie ook afb. 271. [N 64, 120a-b]
II-11
|
18066 |
spruw |
spruw:
sprùj (Q117p Nieuwenhagen)
|
Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17910 |
spuiten |
sprietsen:
sjpriĕtsə (Q117p Nieuwenhagen),
sjprĭĕtsə (Q117p Nieuwenhagen),
spritsen (<du.):
sjpriĕtsə (Q117p Nieuwenhagen),
spuiten:
sjpuitə (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
31269 |
staak |
bolstaak:
bǫlštāk (Q117p Nieuwenhagen),
halve-maanstaak:
hǭvǝmǭnštāk (Q117p Nieuwenhagen
[(type H)]
),
kantstaak:
kaŋkštāk (Q117p Nieuwenhagen),
staak:
štāk (Q117p Nieuwenhagen),
vlakstaak:
vlakštāk (Q117p Nieuwenhagen)
|
Klein soort aambeeldje, wat langer dan een tas, dat als ondergrond dient bij het bewerken van plaatmateriaal. De staak wordt daarbij met zijn pinvormig uitlopende onderzijde in de werkbank, het blok voor aambeeld of klein gereedschap of in de bankschroef vastgezet. Al naar gelang de aard van het werk dat moet worden verricht, kan de kop van het werktuig verschillend zijn uitgevoerd. Zo zijn er staken die aan de bovenzijde rond en vlak zijn (vlakstaken), staken met een ronde en min of meer bolle bovenkant (bolstaken) en staken die aan de bovenzijde een scherpe, rechte snede vertonen (kantstaken). Zie ook afb. 28 en 29. Achter de plaatscode is, voor zover opgegeven door de invuller, met behulp van letters vermeld welke type staak uit afb. 28 met de betreffende term wordt bedoeld. Boordjesijzer (L 266) was de benaming voor een vlakstaak met een geronde en een rechte kant. Met deze staak werden kantjes aan het koper gevormd. Staken werden volgens de respondent uit Q 111 in de regel door de smid zelf naar behoefte gemaakt. [N 33, 210; N 33, 213; N 33, 214; N 64, 35a; N 64, 36a-b; N 64, 36d-f; N 66, 16b; N 66, 17a-f; monogr.]
II-11
|
21526 |
staal |
monster:
mŏnstər (Q117p Nieuwenhagen),
muster (du.):
Van Dale (DN): Muster, 4. staal, monster.
mŏĕstər (Q117p Nieuwenhagen)
|
kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
30679 |
staalborstel |
staalborstel:
štǭǝlbø̜stǝl (Q117p Nieuwenhagen)
|
Soort handborstel met stalen draden waarmee vuil en roest van metaal kan worden verwijderd, koper gepolijst kan worden, etc. Zie ook afb. 207. Volgens respondenten uit L 159a, 165, 192a, 213, 217, 289, 290, 291, 382, 414, 423, 432, P 47, 219, Q 18, 71, 83, 86, 111 en 121b werd de staalborstel ook vaak gebruikt om vijlsel uit de kap van het blad van vijlen te verwijderen. Vgl. het lemma "vijlborstel". Zie ook het lemma "staalborstel" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 203-204. [N 33, 107; N 33, 216; N 64, 59a-b]
II-11
|
17819 |
staan |
staan:
štoa (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
štats (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen),
štáts (Q117p Nieuwenhagen),
staat:
štats (Q117p Nieuwenhagen),
štàts (Q117p Nieuwenhagen)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.] [N 77, 23] [N 77, 89; monogr.]staart [DC 02 (1932)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-12, I-9, III-4-2
|
23690 |
stabat mater |
stabat mater (lat.):
dr sjtabat mater (Q117p Nieuwenhagen),
stabat mater (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het kruisweggezang "Stabat Mater Dolorosa". [N 96B (1989)]
III-3-3
|