e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bladzijde blad: blàt (Nieuwenhagen), bladzijde: blàtziĕ (Nieuwenhagen) ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)] III-3-1
blaffen bletsen: WBD/WLD  blètsjə (Nieuwenhagen) Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)] III-2-1
blankvoorn, voorn voorn: WBD/WLD  (voorən) (Nieuwenhagen), voorn (Nieuwenhagen) Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)] III-4-2
blasiuszegen blasiuszegen: Blāāsiŭszééën (Nieuwenhagen) De Blasiuszegen waarbij de priester twee kaarsen kruiselings vasthoudt. [N 96C (1989)] III-3-3
blauwe bosbes orbel: oerbel (Nieuwenhagen), worbel: worbel (Nieuwenhagen) bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] III-4-3
blauwe reiger, reiger reiger: rieger (Nieuwenhagen) reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)] III-4-1
blauwe vleesvlieg, bromvlieg bromvlieg: bromvleeg (Nieuwenhagen), strontsvlieg: WBD/WLD  strònksvleeg (Nieuwenhagen) bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)] || Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)] III-4-2
blazen blazen: WBD/WLD  blaozə (Nieuwenhagen), spijen: WBD/WLD  sjpujjə (Nieuwenhagen) Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)] III-2-1
bleek blass (du.): blàs (Nieuwenhagen) Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] III-1-2
blijven hangen, blijven plakken kleven: klééëvə (Nieuwenhagen) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4