24707 |
takken krijgen |
tak (mv.) krijgen:
WBD/WLD
tèk krīēgə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33690 |
talud |
berm:
bɛ̄rǝm (Q117p Nieuwenhagen),
talud:
tǝly (Q117p Nieuwenhagen)
|
De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.]
I-8
|
19650 |
tamme kanarie |
kanariepiet:
kánāāriepiĕt (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
17760 |
tand |
tand:
tank (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
tand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18732 |
tandenstoker |
tandenstoker:
tàndəsjtaokər (Q117p Nieuwenhagen)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
34374 |
tandjes knippen |
tandjes breken:
tɛntjǝs brē̜ǝkǝ (Q117p Nieuwenhagen),
tandjes knippen:
tɛntjǝs knepǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
De tanden van de pasgeboren biggen afknippen. [N 76, 42]
I-12
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tank vlees (Q117p Nieuwenhagen),
tankvleesj (Q117p Nieuwenhagen)
|
tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25418 |
tang |
tang:
tang (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 758]
II-5
|
20357 |
tante |
tant:
neen
tant (Q117p Nieuwenhagen)
|
tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
26411 |
tap |
draadtap:
drǭǝttap (Q117p Nieuwenhagen),
tap:
tap (Q117p Nieuwenhagen)
|
Van gehard staal vervaardigde, kegelvormige pen met schroefdraad die overlangs van ingefreesde sleuven is voorzien. De tap wordt gebruikt om met de hand inwendige schroefdraad aan te brengen in een vooraf geboord gat. Hij wordt met behulp van een wringijzer rondgedraaid. De tap heeft daartoe een kleine vierkante kop die in het wringijzer past. Tappen worden meestal in sets van drie gebruikt. Met de eerste, conische tap wordt ongeveer de helft van de draaddiepte gesneden. Vervolgens wordt met de tweede, rechte tap ongeveer 75% van de diepte vervaardigd. Met de derde tap wordt het gat afgemaakt. Zie ook afb. 95. Een stel tappen voor schroefdraad op gas- en waterleidingen of voor schroefdraad van Withworth bestaat uit twee stuks. Zie voor het woordtype ijsschroeventap ook het lemma "kalkoenen, krammen" in de paragraaf over de hoefsmid, pag. 153. [N 33, 303 en 305; N 33, 152; N 64, 65c; monogr.]
II-11
|